![]() |
![]() ![]() ![]() Home > Over weefgetouwen > Junior_weefgetouw > info |
|||||
Home
adressen, activiteiten |
Weefgetouwen | Toebehoren
spoelen, rieten, hevels, scheerplanken... |
Spinnewielen
kaarden, lontwol, vlasvezels... |
Weefgarens
katoen, cotoline, chenille... |
Weven
weefpatronen, weef- programma, bindingen... |
|
Over weefgetouwen Prijslijst Bandweven Weefraam Junior_weefgetouw Proeflapweefgetouw Tafelweefgetouw Trapper_onderstel Dobby Opvouwbaar weefgetouw Groot weefgetouw Weefbanken Handleiding Terug kettingdraden ketting scheren ketting afbinden ketting opbomen ketting doorhalen rietrijging draden aanbinden weven |
De ketting(draden)Voor we kunnen beginnen met weven, moeten we eerst draden op het weefgetouw opspannen: de kettingdraden (de ketting of schering). Voor de beginnende wevers is het aan te bevelen om als kettingdraad een garen te kiezen dat behoorlijk sterk is, niet te dun en voldoende glad. In het hierna volgend voorbeeld zullen we er van uitgaan dat we een sterk getorst katoenen garen gebruiken (vissersgaren).We moeten beslissen hoe lang de kettingdraden moeten zijn en hoeveel we er nodig hebben. De lengte van de ketting hangt af van de gewenste lengte van het weefsel dat we willen weven, vermeerderd met een percentage voor krimp en een bepaalde lengte verlies van de ketting. Een gedeelte van de ketting kunnen we niet weven: voor we beginnen weven moeten de kettingdraden aan de roede vastgebonden worden (dat geeft zo´n 10 cm verlies), het laatste stuk van de ketting kunnen we ook niet weven omdat aanslagkam en schachten in de weg zit (op dit getouwtje ongeveer 30 cm verlies). Omdat een kettingdraad kruist met de inslagdraden, zal hij een op- en neergaande beweging maken door het weefsel, zodat de draad dus langer is dan het weefsel (5 à 10 %). Als we het weefsel naderhand wassen, kan het ook nog behoorlijk krimpen (5 à 10 %). Dus , als we bv een weefsel willen van 60 cm lang, dan zullen de kettingdraden 11O cm lang moeten zijn (60 cm + 5 % + 10 % + 10 cm + 30 cm). Met het bijgeleverde scheerplankje kunnen we een ketting maken van maximum 190 cm lang. Het aantal kettingdraden hangt af van de breedte van het weefsel dat we willen weven en van hoe dicht op elkaar de kettingdraden liggen: de kettingdichtheid (= het aantal kettingraden per cm). Dus als we een stofje willen weven van 20 cm breed, en met een kettingdichtheid van 4 draden/cm, dan moeten we 20 x 4 = 8O kettingdraden scheren. De kettingdichtheid hangt af van de dikte van de draad, die we als ketting gaan gebruiken, en van de struktuur van het weefsel dat we gaan weven. Ervaring zal dat leren. Om daar toch enig idee van te voren van te krijgen, kunnen we het volgende doen. Wikkel het kettinggaren rond een latje, zonder het opeen te duwen maar mooi tegen elkaar aansluitend. We kunnen dan meten hoeveel draden er naast elkaar op een cm liggen, bv 10 D/cm. Voor een gewone weefsel, waarin zowel ketting als inslag zichtbaar moeten zijn, nemen we voor een linnenbinding 60 à 70 % van dit aantal (6 of 7 D/cm), voor een keperbinding 70 à 80 % (7 of 8 D/cm). Voor een weefsel waarin enkel ketting zichtbaar moet zijn (kettingrips) nemen 120 à 140 % van dit aantal (12 à 14 D/cm). Voor een weefsel waarin enkel inslag zichtbaar moet zijn (inslagrips), zullen we rekening moeten houden met de dikte van het inslaggaren. Wikkel daarvoor ketting en inslag samen rond een latje, afwisselend een kettingdraad en een inslagdraad, mooi naast elkaar. Tel dan het aantal kettingdraden per cm en neem dat als richtlijn voor de kettingdichtheid van de inslagrips. Als we enkel een riet met 4 openingen per cm hebben, zijn de mogelijkheden natuurlijk beperkt tot 2, 4, 8 en 12 D/cm, 6 D/cm (afwisselend 1 en 2 draden per riettand) en 10 D/cm (afwisselend 2 en 3 draden per riettand) kan ook nog. Maar 3, 5 of 7 D/cm zit er met dit riet niet in, daarvoor hebben we dan een riet nr 3, 5 of 7 nodig. |
![]() ![]() ![]() ![]() |
Het scheren van de kettingHet eerste werk dat we moeten doen, is het scheren van de ketting. D.w.z. we maken een lange streng kettingdraden, de lengte van de streng is afhankelijk van de lengte van de kettingdraden.Het scheren gebeurt op het scheerraam. Bij de junior is zo´n scheerraam ingebouwd. Als we het weefgetouwtje op zijn kop zetten en de voor- en achterregel een kwartslag draaien zodat de houten tappen omhoog wijzen, hebben we een mini scheerraam. Op de ene regel staan 4 tappen, op de andere regel staan 2 tappen. Begin bij één van die 4 tappen, die aan de zijkant ligt. Maak een lus in het garen, dat we als kettingdraad gaan gebruiken, en leg die over de houten tap. Geleid de draad dan in slalom langs de tweede en derde tap en draai rond de vierde tap in de richting van de twee tappen op de andere regel. Afhankelijk van de lengte van de ketting die we wensen, leiden we de draad daar rond om vervolgens op ons stappen terug te keren. Dus terug langs de vierde, langs de derde en tweede terug in slalom, maar wel telkens langs de andere kant van de tap als in het heengaan, terug naar tap 1, het beginpunt. Zo hebben we 2 kettingdraden geschoren, van tap 1 tot de laatste tap waar we terugkeren, vormt één kettingdraad, van de laatste tap terug tot tap 1 vormt de tweede kettingdraad. Tussen tap 2 en 3 kruisen deze 2 draden, en al de volgende. Dit is het kruis. Dit is een belangrijk onderdeel van het scheren van de ketting waar de nodige aandacht aan besteed moet worden. Zonder kruis zou de ketting, eens hij van het scheerraam genomen wordt, een hopeloze warboel zijn. In het kruis ligt de volgorde van de draden vast: met het kruis kunnen we steeds terugvinden welke de eerste, tweede enz kettingdraad is. Hierboven staan 3 mogelijkheden om een ketting te scheren. In het voorbeeld links keren we al dadelijk terug rond de vijfde tap: we krijgen dan een korte ketting van 70 cm. Scheren volgens de tekening in het midden geeft een ketting van 113 cm lang. In het voorbeeld rechts gaan we over tap 5 naar tap 1, vervolgens naar tap 6 om te eindigen bij tap 5. Dit geeft een ketting van 193 cm. Bij tap 1 en 5 passeren we twee keer met onze kettingdraad, maar dat kan geen kwaad. Er zijn natuurlijk nog andere mogelijkheden. Als ultieme kettinglengte kunnen we met dit scheerplakje tot 360 cm geraken, maar dan moeten we wel heel erg opletten bij het afbinden van de bundel kettingdraden. We vertrekken bij tap 1, maken een kruis tussen tap 2 en 3, scheren vervolgens langs tap 4, 5, 3, 5, 2, 6, 1 en 6, om te eindigen bij tap 5. Omdat de kettingdraden dikwijls kruisen, moeten we zien dat de afbindingen langs de juiste kant van de kruisingen gebeuren. Het afbinden van de kettingAls we, bv 80 kettingdraden nodig hebben, zullen we die wellicht in één keer kunnen scheren.Maar als we veel meer draden nodig hebben, zullen we een gedeelte van de ketting moeten scheren, dat stuk van de scheerplank halen en dan het tweede gedeelte scheren. We moeten immers vermijden dat de draden op de tappen teveel over elkaar schuiven. Voor we de ketting van de scheerplank halen, moet deze eerst terdege afgebonden worden: d.w.z. we moeten de draden samenbinden, zodat ze niet kunnen verschuiven t.o.v. elkaar. Gebruik eindjes sterk garen en gebruik knopen die je ook terug los krijgt, bv een enkele knoop met een strik erop. Begin en einde van de ketting moet zeker afgebonden worden. Dat kan telkens best gebeuren op twee plaatsen: bind de pare en de onpare draden afzonderlijk af, d.w.z. de heengaande draden en de terugkomende draden. We moeten immers de opening tussen de draden, waarin de tap steekt, kunnen terugvinden. Vervolgens moet ook het kruis afgebonden worden. Eventueel kunnen we ook rechtstreeks de kruislatten in het kruis steken. Verbind de kruislatten dan met elkaar, zodat het kruis er zeker niet kan uitvallen. Als we een lange ketting hebben gemaakt, moet deze ook onderweg een paar keer afgebonden worden. Trek de knopen goed aan, zodat de kettingdraden niet kunnen verschuiven t.o.v. elkaar. Tenslotte kunnen we de ketting van de scheerplank afhalen. |
Het opbomen van de ketting![]() De ketting moet nu op de kettingboom van het getouw opgewonden worden: dit noemen we opbomen.
Het doorhalen van de ketting![]() We moeten draad per draad door de oogjes van de hevels die op de schachten zitten rijgen: het doorhalen. Dat doen we natuurlijk niet willekeurig maar volgens een bepaald schema. In handboeken over weven wordt zo´n schema meestal weergegeven met ruitjes.
Zo volgen we systematisch het schema van de doorhaling. Als de (16) klaarstaande hevels doorgehaald zijn schuiven we deze naar links en leggen we een lus in het bosje kettingdraden dat al doorgehaald is. Vervolgens zetten we een volgende groep hevels klaar, trekken we een volgend bosje kettingdraden rechts ervan door de schachten en spannen dat weer met een touwtje aan. En weer doorhalen. Voor veel weefsels zullen we bovenstaande doorhaling gebruiken. De eenvoudigste doorhaling is er echter één met maar 2 schachten, op de ene schacht komen dan de pare draden, op de andere schacht de onpare. De 2 overige schachten halen we dan van het getouw. De ketting door het riet rijgen![]() Als alle kettingdraden door de hevels gehaald zijn, kunnen we ze door het riet rijgen.
Het aanbinden van de kettingdraden![]() Tenslotte moeten we de kettingdraden vastbinden aan de metalen roede die met de doekboom is verbonden. Zorg dat de kettingdraden lang genoeg zijn, ze moeten ongeveer tot de voorkant van het getouw reiken. Windt de kettingboom een beetje af als ze te kort zijn.
|
Het wevenDe ketting staat op het weefgetouw: het weven kan beginnen.Waaruit bestaat het weven? We vlechten een draad, de inslagdraad, tussen de kettingdraden, en dwars op die kettingdraden. We gaan die inslagdraden niet op en neer tussen de kettingdraden vlechten, maar we gaan een opening tussen de kettingdraden maken d.m.v. de schachten. Die opening tussen de kettingdraden noemen we gaap of sprong. Zo kunnen we gemakkelijk de inslagdraad, die we op een steekspoel winden, tussen de kettingdraden aanbrengen. Veronderstel dat we een ketting hebben opgezet in vissersgaren, aan 4 draden per cm, 20 cm breed. We hebben de kettingdraden op de 4 schachten doorgehaald met een gewone opeenvolgende doorhaling. Wat merken we nog ? Naarmate we verder weven zien we dat de inslag de kettingdraden dichter naar elkaar toetrekt: het inweven. Zorg dat er steeds voldoende ruimte is tussen aanslagkam en weefselrand. Als deze te klein wordt, zal het moeilijk worden om een inslag te maken. Rol de kettingboom dan een beetje af en windt de doekboom een beetje op. We kunnen beginnen improviseren met verschillend gekleurde inslagen. Als we een paar inslagen in één kleur maken, gevolgd door een paar inslagen in een andere kleur, dan krijgen we kleurstrepen in de breedte van de stof. Als we met twee spoelen werken: twee kleuren waarmee we steeds om en om een inslag maken, dan krijgen we streepjes in de lengte van de stof. |